Klassen

Peuterklas

Peutergroep het Rozenpoortje biedt kinderen én ouders een plek om de ontwikkeling van de peuter optimaal te ondersteunen. De antroposofische visie is hierbij de leidraad. Ook als je daarmee niet bekend bent, ben je bij het Rozenpoortje van harte welkom.

Onderscheid kleuterklas en ouderbouw

Omdat we trachten, het onderwijs te laten aansluiten op de ontwikkelingsbehoeften en karaktergesteldheid van het kind, vinden we het pedagogisch onderscheid tussen kleuterklas en onderbouw (klas 1 tot en met 6 / groep 3 tot en met 8) belangrijk. In de kleuterfase leren kinderen voornamelijk tijdens het spel. Wanneer zij 'leer- of schoolrijp' zijn, gaan ze naar de eerste klas.

Kleuterklas

De Ridderslag heeft drie kleuterklassen (groep 1-2). In de klassen zitten kleuters van 4 tot en met 6 jaar bij elkaar. Zij blijven gedurende hun kleutertijd bij dezelfde leerkracht. De kleuterklassen zijn huiselijk en met aandacht ingericht met zo veel mogelijk natuurlijke materialen waarmee in het spel de wereld van de volwassenen kan worden nagebootst en verkend. Het speelgoed is niet ‘af’; het is bruikbaar voor meerdere doeleinden. Dat stimuleert de fantasie. Een kist kan een boot zijn, een winkel of…

De kleuterklas komt ruimschoots tegemoet aan de behoefte van de kleuter om te spelen en te bewegen. Spelen is immers noodzakelijk voor een gezonde lichamelijke en motorische ontwikkeling. Daarnaast nodigt spel het kind uit tot het ontwikkelen van fantasie. Fantasie is de basis voor creatief en probleemoplossend denken op latere leeftijd. In het vrije spel doen de kleuters sociale vaardigheden op die ze in latere leeftijdsfasen weer nodig hebben. Iedere dag spelen de kleuters buiten. Zo kunnen ze de seizoenen aan den lijve ondervinden. Een regenachtige dag leidt niet tot binnenzitten, maar tot het aantrekken van de regenlaarzen en -broeken en heerlijk kliederen met zand en water op het kleuterplein. De kleuters hebben een eigen speelplaats met zandbak, waar ze naar hartenlust bezig kunnen zijn. De school beschikt over speelmateriaal zoals emmers, schepjes, bezems, kruiwagens en kleuterfietsen.

Tijdens het spelen oefent het kind vele vaardigheden: via bouwwerken, klein en groot, wordt er geoefend met evenwicht. Tal van handelingen gaan gepaard met rekeninzicht: er wordt gepast, gemeten en geteld. Door te kruipen, te klimmen en te springen oefent het kind allerlei bewegingen. Aan tafel zijn er vele mogelijkheden om fijn-motorisch aan het werk te gaan met papier, kleur, schaar en lijm. Ook het sociale aspect komt ruim aan bod. Kinderen ontmoeten elkaar en leren samen te werken, te overleggen, ruzietjes te maken en deze ook weer op te lossen. De taalontwikkeling wordt gestimuleerd door liederen, kringspelen en alles wat er aan taal in het leven van alledag wordt gebruikt.

Klas 1

Als een kind naar de eerste klas gaat, is de fysieke ontwikkeling van het kind grotendeels voltooid. Een nieuwe ontwikkelingsfase breekt aan. De eersteklasser wil leren, weten en kunnen, en is toe aan leren lezen en schrijven - wat begint met het ontdekken van de 'rechte' en de 'kromme' lijn. De lijnen worden in de lucht getekend, met de voeten gelopen, ontdekt in het klaslokaal en ze mogen uiteindelijk naast elkaar op het bord worden getekend. De rechte en de kromme lijn vormen de basis van alles in de wereld om ons heen. Een eersteklasser leert niet alleen met zijn hoofd, maar ook met zijn hart en handen. Voor de eersteklasser is iets pas waarachtig als hij het kan beleven en doen. In de eerste klas worden veelvuldig sprookjes verteld. Tijdens het verhaal wordt het stil in de klas; soms nog met een duim in de mond leven de kinderen mee met de verhalen waarin het goede altijd overwint.

Klas 2

Tweedeklassers maken een dynamische levensperiode door. De overstap van kleuter naar eersteklasser is afgesloten, maar de fantasie en beweeglijkheid zijn nog volop aanwezig. In de tweede klas leren de kinderen om steeds langer aaneengesloten geconcentreerd aan het werk te zijn. Vriendschappen en emoties wisselen nog snel. Fabels en legenden vormen de vertelstof van dit leerjaar. In de fabels worden dieren met menselijke karaktereigenschappen op scherpzinnige wijze neergezet. De dieren zijn sluw, moedig of gulzig, en daarin onverbeterlijk. Ze houden ons een spiegel voor door hun eenzijdigheid en uitvergrote eigenschappen. De herkenning leidt tot zichtbaar plezier bij de kinderen. Legendes handelen over mensen die tot inzicht zijn gekomen. De heilige was niet altijd heilig. Zowel uit de fabel als uit de legende spreekt een natuurlijke moraal, waarbij een oordeel over goed en kwaad onuitgesproken blijft.

Klas 3

‘Thuis raken in de wereld om je heen’ is het centrale thema van de derde klas. Hoe leven en werken wij? En hoe leven en werken mensen die elders wonen? In veel lessen wordt aandacht besteed aan vaardigheden en ambachtelijkheid. Hoe maken mensen brood? Hoe werkt een bakker? Er wordt wel gezegd dat het de klas is waarin de kinderen hun ‘gouden kindertijd’ afsluiten. In de vertelstof horen de kinderen de verhalen uit het Oude Testament. Daarin verlaten de mensen het paradijs en komt het volk later in opstand tegen Mozes, hun leider. Zij bereiken het beloofde land. Het is een beeld voor de ontwikkeling die de derdeklasser zelf ook doormaakt: de ontwikkeling van de steeds verder vorderende individualisering.

Klas 4

Een vierdeklasser kijkt met meer afstand naar zichzelf, zijn klasgenoten en de wereld. Het besef dat iedereen eigen is en daarbij ook eigenaardigheden heeft, dringt in deze leeftijdsfase in volle omvang tot de kinderen door. In de vertelstof van de vierde klas, die van de Edda, zien we dat ook terug: daarin voeren de goden een voortdurende strijd met reuzen, dwergen en andere natuurwezens. De lessstof (breuken, geschiedenis, topografie) sluit aan bij het gegeven dat de vierdeklasser zichzelf gaat zien als een onderdeel van een groter geheel, en zichzelf in ruimte en tijd leert plaatsen.

Klas 5

In de vijfde klas vormen de kinderen vaak een hechte groep. De kinderen praten graag met elkaar over wat hen bezighoudt. Ze leven mee en nemen steeds krachtiger stelling tegen onrecht. Ze krijgen interesse in ontwikkelingsprocessen, de samenhang van binnen- en buitenwereld, en voor grote levensthema's. Klassengesprekken waarin de kinderen leren naar elkaar te luisteren en zich uit te spreken, zijn van groot belang. De vertelstof van de vijfde klas wordt gevormd door de Griekse mythen en sagen, waarin de Goden worstelen met menselijke eigenschappen als jaloezie en wraakzucht.

Klas 6

In de zesde klas kondigt zich de puberteit aan. De vanzelfsprekendheid van de wereld gaat verloren. Het goede overwint niet altijd meer. De vertelstof is nu de geschiedenis van het Romeinse Rijk en de Middeleeuwen tot aan nu. De Romeinen bouwden bruggen, legden wegen aan; ze ordenden de samenleving. Dit sluit aan op de ontwikkeling van de zesdeklassers: ze hebben behoefte aan duidelijke regels en afspraken, en ze willen hierover graag in discussie. De zesdeklasser ís als het ware een Romein. Tot de lesstof van de zedeklas horen o.a. mineralogie, klimatologie, natuurkunde en meetkunde.